Prof. dr. Coen Stehouwer gaat in op de resultaten van de recent verschenen CREDENCE en DAPA-HF studies.
Belangrijkste resultaten DAPA-HF studie
Geconcludeerd kan worden dat in de DAPA-HF trial de samengestelde primaire uitkomst van CV-sterfte en verslechterende HF-events verlaagde bij patiënten met verminderde ejectiefractie (HFrEF) met en zonder diabetes. De belangrijkste resultaten zijn:
- Behandeling met dapagliflozine resulteerde in een verlaging van het primaire eindpunt van CV-sterfte en verslechterend HF-event in vergelijking met placebo (HR: 0.74, 95%CI: 0.65-0.85, P=0.00001, NNT=21).
- Sterfte door alle oorzaken was verlaagd in de dapagliflozine-groep in vergelijking met de placebo-groep (HR: 0.83, 95%CI: 0.71-0.97, P=0.022).
- Individuele eindpunten (HF-ziekenhuisopname/spoedbezoek voor HF, HF-ziekenhuisopname, CV-sterfte, CV-sterfte/HF-ziekenhuisopname, sterfte door alle oorzaken) waren allemaal verlaagd bij patiënten die dapagliflozine namen in vergelijking met patiënten in de placebogroep.
- Dapagliflozine werd goed verdragen.
- In de dapagliflozine-groep was het percentage patiënten met ≥5 punten verbetering in de Kansas City Cardiomyopathy Questionnaire (KCCQ) verhoogd en patiënten met ≥5 punten afname verlaagd in vergelijking met de placebo-groep.
Klik hier voor het volledige artikel.Â
Belangrijkste resultaten CREDENCE studie
De data uit de Credence laten zien dat patiënten met T2DM en chronische nierziekte die behandeld werden met de SGLT2-remmer canagliflozine een lager risico hadden op eind-stadium nierziekte, verdubbeling van serum-creatinineniveau, of sterfte door renale of CV oorzaken, ten opzichte van diegenen gerandomiseerd naar placebo. Onderstaand een overzicht van de belangrijkste resultaten:
- Het primaire samengestelde eindpunt werd significant minder vaak gezien in de canagliflozinegroep dan in de placebogroep (43.2 vs 61.2 per 1000 patiëntjaren (PY), HR: 0.70, 95%CI: 0.59-0.82, P=0.00001).
- Het effect van canaglifozine was consistent voor ESKD (HR: 0.68, 95%CI: 0.54-0.86, P=0.002) en in de renale componenten, waaronder verdubbeling van serumcreatinine (HR: 0.60, 95%CI: 0.48-0.76, P<0.001).
- De exploratieve uitkomst van dialyse, niertransplantatie of niersterfte was ook verminderd (HR: 0.72, 95%CI: 0.54-0.97).
- Patiënten gerandomiseerd naar canagliflozine lieten ook een lager risico zien op diverse secundaire uitkomsten die op hierarchische wijze werden getest. Deze omvatten: CV sterfte opname voor HF (HR: 0.69, 95%CI: 0.57-0.83), CV sterfte, MI of stroke (HR: 0.80, 95%CI: 0.67-0.95) en opname voor HF (HR: 0.61, 95%CI: 0.47-0.80).
- De samenstelling van ESNZ, verdubbeling van serumcreatinineniveau of niersterfte was verminderd in de canagliflozinebehandelde groep (HR: 0.66, 95%CI: 0.53-0.81, P<0.001).
- Het risico van CV sterfte verschilde niet significant tussen de groepen (HR: 0.78, 95%CI: 0.61-1.00, P=0.05). Daarom werden alle volgende uitkomsten in de hiërarchische testvolgorde niet formeel getest.
- Frequenties van nadelige events en ernstige nadelige events waren vergelijkbaar tussen groepen. Er waren geen significante verschillen in het risico op amputaties van de onderste ledematen (12.3 vs. 11.2 per 1000 PY met canagliflozine vs. placebo, HR: 1.1, 95%CI: 0.79-1.56) en botbreuken (HR: 0.98, 95%CI: 0.70-1.37). Diabetische ketoacidose werd vaker gezien met canagliflozine (2.2 vs. 0.2 per 1000 PY).
Klik hier voor het volledige artikel.Â